Aards
Al 705 keer gelezen!
Refuge de Plan du Lac – 5-8-2018
Vandaag hebben Ria en ik een rustdag. Van de elf dagen die we reserveerden voor de wandeling van Bellentre naar Modane zijn er zeven voorbij. Een dag in de bergen met uitzicht op de gletschers van de Pelve en van de Roche Ferran is een goed moment om te mijmeren over een gedachte die me bezig hield. De gedachte begon met een vaak voorkomende spanning tijdens het wandelen.
We liepen over een richel waar een stuk van het pad was weggeslagen. Uiteraard op een punt waar bij regenval water door een couloir naar beneden gaat. In dit geval was het een steil couloir en keek ik door het in het pad geslagen gat vrijwel loodrecht naar beneden en zag zo’n honderd meter onder me een alpenweitje van het couloir af glooien om na een paar vlakke meters weer in de diepte te verdwijnen. Voor ik de stap naar de andere kant van het gat maakte schoot het door me heen: “Wat als je hier uitglijdt en dood valt?” Ik maakte de stap en liep verder over de richel.
Maar de vraag hield me uren bezig. Ik zal je niet vermoeien met de sentimenten en dramatiek van mijn denken. Ook gedachten over zingeving van de dagen die niet meer zouden komen, verdriet en gemis bij nabestaanden en dergelijke laat ik nu voor wat ze waren. Slechts één ding bleef in mijn gedachten overeind. Ik zou één worden met de natuur. Zo bedacht ik dat nadat ik eerst maar had aangenomen dat het couloir in een struikige of bossige omgeving zou eindigen waar het vinden van een lichaam voor mensen wellicht onmogelijk zou zijn. Mijn lichaam zou daar langzaam één worden met de aarde. Deels door dieren en schimmels gegeten, deels opgenomen door de aarde zelf.
Tot mijn verbazing charmeerde die gedachte me. Het is als de hond van een goede kennis die op een dag de benen nam en van huis wegliep omdat hij oud en op was en in de natuur wilde sterven, terug naar zijn roots. De aarde zelf is de moeder van ons lichaam en de aarde zelf kan dan ook als enige ons doodskleed zijn. Als Ria en ik spreken over begraven of cremeren later word ik bij beiden onrustig. Bij begraven omdat er dan een plek is waar mijn naam nog een tijdje woont terwijl ik er niet meer ben. Bij cremeren omdat ik dan het gevoel heb eigenzinnig aan nabestaanden zo’n plek te ontnemen. Maar dit couloir is geen keuze, hooguit een misstap tussen al die andere stappen die ik heb mogen zetten. En wat is dan nog een “misstap” als hij de weg is naar een gewenste plaats van vergaan? Suggereert die term niet dat we eeuwig door zouden moeten kunnen stappen? Als ik zou zijn uitgegleden zou er niet één plaats zijn waar ik gebleven was, maar zou de aarde zelf die plek zijn. Zie je de charme? Het is geen romantiek of dramatiek maar werkelijkheid. Wij stedelingen geven die werkelijkheid wat ongelukkig vorm door op begraafplaatsen “aan de aarde terug te geven wat van de aarde is”, maar er ondertussen wel een naam in steen bovenop te zetten alsof we niet echt terug gegeven willen worden of niet terug willen geven. Ergens krijg ik bij die behoefte om herinnerd te worden het idee dat mensen naar eigen gevoelen niet voldoende uit hun dag hebben kunnen halen.
En ergens op die grens van zijn en niet-zijn groeien de gedachten over de zin van het heden, deze dag, dit moment. Op deze rustdag heeft de richel van gisteren een nieuwe kleur gekregen en groeit de nieuwsgierigheid naar de richel van morgen. Aan de overkant van het dal zie ik onder de Glacier de Roche Ferran het pad waar we morgen hopen te lopen en verderop de l’Arpont, ons eindpunt van morgen. Het is een mooi uitzicht.
Geef een reactie