Kilometers en tranen
Al 2220 keer gelezen!
Twee weken alleen wandelen met rugzak en een niet te onderschatten reisdoel van bijna 400 kilometer. Waarom ik het doe? Ik doe het niet omdat ik geen gezelschap wil. Maar gezelschap maakt de wandeling anders dan een wandeling alleen. De belangrijkste reden voor alleen is dat ik een grens wil bereiken. Het is de grens waar er weinig of geen energie meer is om emoties te controleren. De energie gebruik ik om te lopen met een uitrusting op mijn rug, onder de blote hemel te slapen, droog of nat weer, windstil of juist niet, mijn eigen potje te koken en bovenal niet te weten waar je vanavond zijn zal. Met dagafstanden van 30 tot 40 km blijft er dan weinig energie over. En toch stel ik mezelf nog een doel, namelijk het overdenken van persoonlijke vragen, vreugden of zorgen. Ik denk vaak intuïtief en dat maakt dat denken harte-energie kost. Je voelt hem al komen: Dat wordt tranen.
Tranen komen bij mij op als ik mijn verdriet of boosheid niet meer in correcte woorden kan uiten. Als ik dan loop te denken over wat er privé of in mijn werk zoal is gebeurd de voorbije maanden zijn het met name die dingen die mijn hart raakten die nu tijdens de wandeling de tranen naar boven laten komen. Je zult begrijpen dat ik spaarzaam ben met privé-onderwerpen. Niet dat je ze van mij niet mag weten, maar er zijn meer mensen die er iets van mogen vinden of ik iets deel. Mijn werk levert daarentegen verrassend veel onderwerpen op die na drie of vier dagen lopen de tranen oproepen. Maar ook hier moet ik uitkijken dat ik mensen geen onrecht doe. Ik zal redelijk algemeen blijven.
Waar de meeste tranen over vloeien zijn die situaties waar gelovige mensen in Naam van God andere mensen afwijzen. Dat afwijzen gebeurt op heel veel manieren. Soms heel fijngevoelig, soms met de botte bijl, soms met een moedige eigen mening, soms verscholen achter de mening van een meerderheid. Het effect is hetzelfde: Mensen worden afgewezen, links gelaten en vergeten. En dat in Naam van God die hen maakte. Ik kan daar ongelofelijk verdriet van hebben, maar op gewone dagen moet ik daar woorden en tactieken voor vinden. Als ik wandel hoeft dat niet meer. Dan kan ik midden in het bos (er zijn toch alleen maar eekhoorns en herten) af en toe een forse kreet slaken.
Het wandelen gaat verder. Ook als ik om gevoelens van alleen-zijn de neiging heb naar het dichtstbij zijnde station te lopen doe ik dat niet. Ik ben nog niet aan de 400 km, de tocht zit er nog niet op. Voordat ik in de trein stap moet de schreeuw eruit anders ben ik op de volgende vergadering niet mijzelf. Dan ben ik te bot of te ongeïnteresseerd of te afwezig en daar doe ik niemand recht mee.
Het mooie is wel dat ik een hoeveelheid onverwachte en hartverwarmende ontmoetingen krijg onderweg. De inhoud is bijna altijd het geloof in God en dat zonder dat ik er over begin. Alsof de Allerhoogste mijn ogen wil openen voor hoe het ook kan. Er zijn zeker vier of vijf van dit soort ontmoetingen per dag. Midden op de hei of in een kroeg. Natuurlijk weten we van elkaar vaak niet wat de ontmoeting betekent in ons leven maar ik ervaar een warme zorg.
De eerste wandelweek is voorbij en ik heb meer dan de helft van de kilometers gehad. Ik heb zin in morgen en de tweede week.
Geef een reactie